Vijf procent van de fietsparkeerplekken beveiligd uitvoeren
Ook aan kleinere stations en grotere bus- en tramhaltes is de vraag naar diefstalveilige en kwalitatieve fietsparkeervoorzieningen groot. Fietsberaad Vlaanderen onderzocht of beveiligd fietsparkeren aan die mobiliteitsknooppunten wenselijk en mogelijk is, en welke vorm dat het best kan aannemen.
Voor het onderzoek nam men verschillende fietsparkeersystemen onder de loep, waarbij men onder meer een bezoek bracht aan Amsterdam CS. Twee systemen krijgen de voorkeur: de fietskluis en de afgesloten fietsparking. De twee systemen kunnen naast elkaar gebruikt worden. Oplossingen met elektronische toegang via een app of een mobiliteitskaart hebben een streepje voor.
De software voor de elektronische toegang moet het mogelijk maken dat men het platform later integreert in MaaS-applicaties en mobiliteitscentrales, of het al meteen te linken met het digitale platform VeloPark.
Aan het aantal benodigde fietsparkeerplaatsen per locatie is al het nodige gerekend in het verleden (zowel door het Vlaamse als het Nederlandse Fietsberaad). Het NMBS, het ministerie van Mobiliteit en het Vlaamse Fietsberaad stellen nu als vuistregel voor het aantal fietsparkeerplaatsen te vermenigvuldigen met 1,25 om te voldoen aan de verwachte groei van het aantal fietsers en daarna hiervan 5 procent uit te voeren als beveiligde fietsplaatsen.
Maar daar tekent men wel bij aan: uitzonderingen bevestigen hier ook de regel. Er moet dus steeds per locatie met de nodige locatiekennis onderzocht worden hoeveel beveiligde fietsparkeerplaatsen nu precies nodig zijn.
Om een inschatting te kunnen maken van de investerings- en de operationele kosten, en de inkomsten is een rekentool ontwikkeld. Als voorbeeld: 225 beveiligde fietsparkeerplaatsen nodig op de spoorwegcorridors Kessel-Turnhout en Geel-Mol, en aan het station Balen vragen zo’n 620.000 euro kapitaalsinvesteringen en een kleine 60.000 euro aan jaarlijkse werkingskosten.