Parkeeronderzoek met drones
Parkeeronderzoek met een drone biedt nieuwe inzichten in parkeerdruk van met name wat grotere gebieden. Zo kan snel en efficiënt het parkeerplan worden aangepast aan de parkeerdruk.
Tim Adema, hoofd kenniscluster mobiliteit bij Roelofs, vertelt over de werkwijze van parkeeronderzoek met drones: “Het parkeeronderzoek vanuit de lucht is ontstaan na succesvolle ervaringen met verkeersonderzoek vanuit de lucht. We hebben de opgedane kennis vertaald naar parkeeronderzoek. Hierbij vliegt de drone op 45 meter hoogte door straten en wegen. Tijdens de vlucht maakt de drone veelvuldig foto’s, mapping heet dat. Op basis daarvan analyseren we de situatie op straat. Slimme software leest nadien de verzamelde data in. We blurren de bestanden zodanig dat privéterreinen niet te zien zijn, net als de rijbaan zelf. We analyseren alleen de parkeersituaties op de openbare weg en openbare parkeerterreinen.”
Verdelen in secties
Een te onderzoeken gebied wordt ingedeeld in secties die vervolgens met de drone worden verkend. “Op de grond volgt een externe dronepiloot de drone op een vooraf vastgestelde route. De dronepiloot wordt ingehuurd vanwege veiligheid en wetgeving. Zo garanderen we dat de drone wordt gevlogen door een piloot, die veilig werkt en de juiste licentie heeft.”
Slimme software
Bijzonder is ook de software die hierbij wordt gebruikt. Deze software herkent en onderscheidt geparkeerde auto’s van rijdende auto’s. “Dat was best nog een zoektocht. De software die we gebruiken is gebaseerd op AI-technologie, dat wil zeggen dat de software van zichzelf leert en dus steeds slimmer en beter wordt. Zo kunnen we kunnen nu niet alleen de parkeerdruk meten, maar ook de parkeerduur. Als de drone na een uur nogmaals het gebied verkent, ziet de software of op dezelfde plek dezelfde auto staat. En we ontwikkelen door. We zijn nu bijvoorbeeld bezig met het herkennen van verschillende voertuigklassen en elektrische auto’s.”
Voordelen
De methode met een drone biedt een aantal voordelen. Zo is er minder beslag op mankracht én de nauwkeurigheid is consistent. “Geen enkele methode is perfect”, relativeert Adema, “maar onze methode kent een nauwkeurigheid van 95 tot 99 procent. En die blijft ook zo, want in tegenstelling tot mensen die handmatig tellen, worden de drone en de software niet moe.” Daarnaast is de snelheid een voordeel; in een korte tijd kun je een groot gebied analyseren met de drone.
Digitale opname
De vorm van parkeerdetectie levert een digitale opname op, die achteraf geraadpleegd kan worden. Deze opnames zijn te gebruiken om de situatie te verifiëren, maar ook om naderhand nog andere analyses op los te laten.
Geschikte locaties
Niet elk gebied is geschikt voor parkeerdetectie vanuit de lucht, weet Adema. “Gebieden met veel bomen en bladerdek, zoals bijvoorbeeld parkeerterreinen van Staatsbosbeheer, zijn niet zo geschikt. Omdat je recht naar beneden kijkt, mis je dan te veel informatie om een goede analyse te kunnen uitvoeren.” “Daarnaast zijn er gebieden waar het niet mag,” vervolgt Adema. “De no-fly zones. Bijvoorbeeld bij het parlement in Den Haag. Verder mag het vaak wel in de buurt van vliegvelden en ziekenhuizen, maar dan is het wel zaak vooraf een vergunning te regelen en in contact te staan met de luchtverkeersleiding. Als er bijvoorbeeld een traumahelikopter opstijgt of gaat landen, moet de drone even uit de lucht. Met goede afspraken kan dat gewoon. Voorafgaand aan het onderzoek, vindt er daarom altijd een check plaats op locatie met de opdrachtgever. Meestal zijn er geen beperkingen of problemen. En zo kan parkeeronderzoek met drones, vooral in grote gebieden, een meerwaarde leveren aan parkeerbeleid.”
Resultaten
“Parkeeronderzoek met drones is vooral geschikt voor grotere gebieden, voor één of twee straten is dit niet efficiënt. Met name de verkregen data voor grotere gebieden is van meerwaarde voor verkeerskundigen. De methode is nog volop in ontwikkeling”, besluit Adema, “maar het is bijvoorbeeld al mogelijk om voertuigen te classificeren en data te koppelen, zoals over de beschikbaarheid van oplaadpunten.”